Proefschrift

Aantal studenten De basisvraag van mijn proefschrift is hoeveel personen tussen 1575 en 1812 in Leiden gestudeerd hebben. De basisvraag van mijn proefschrift is hoeveel personen tussen 1575 en 1812 in Leiden gestudeerd hebben. Dat zal nooit precies kunnen worden vastgesteld, want niet iedere student stond ingeschreven in de meest bruikbare bron: het album studiosorum (thans ook wel matrikel genoemd). Mijn onderzoek is gebaseerd op de (door mij) gedigitaliseerde versie van het album met ruim 60.000 records. Dit bestand is doorzoekbaar (op achternaam) via het digitale depot van het Centraal Bureau voor Genealogie: http://www.stamboomnederland.nl/ Er is dus niet gewerkt met een steekproef. Bij de bewerking van dit bestand werden de volgende vragen gesteld:

  • Hoeveel herinschrijvingen van dezelfde personen komen er in het Leidse album studiosorum voor?
  • Niet alleen studenten werden ingeschreven in het album, maar onder andere ook het academiepersoneel, personeel van studenten, leerlingen van de Latijnse School en in de stad wonende predikanten, artsen en juristen. Hoeveel overige lidmaten staan in het album ingeschreven?
  • Wat kan er van de aantrekkingskracht van de Leidse universiteit door de eeuwen heen worden gezegd, nu het computerbestand alleen de eerste inschrijvingen van echte studenten bevat? Hoe verhoudt mijn telling zich tot de veelgebruikte telling van H. T. Colenbrander uit de jaren twintig van de vorige eeuw?
  • Welke kruisverbanden zijn er dankzij het computerbestand te leggen tussen herkomst, studierichting en leeftijd?

Sociale afkomst

De sociale afkomst is minder eenvoudig te extraheren uit het Leidse album. Daarom is ervoor gekozen ook dit aan de hand van het beroep van de vaders van studenten te onderzoeken. Het zou mooi zijn als dit in de toekomst gebeurt voor alle Leidse studenten, maar omwille van de tijd en omvang beperkte ik mij tot een selecte groep studenten waarvan een prosopografie is gemaakt. Er is, net als in Otterspeers dissertatie waarin Leidse studenten in de negentiende eeuw worden beschreven, gekozen voor studenten uit Leiden, Den Haag en Dordrecht. Deze drie steden waren tussen 1575 en 1812 de herkomstplaatsen van ruim 6500 studenten, daarom moest een verdere beperking gemaakt worden. Er is gekozen voor negen peiljaren: 1600, 1625, 1650, 1675 enzovoorts tot 1800. De selectie waarmee gewerkt gaat worden leverde 152 Leidenaars, 96 Hagenaars en 33 Dordtenaars op. Doordat deze laatste groep vrij klein is, blijft er bij de uitkomsten een element van toeval zeker aanwezig. Van de steekproef is ook gebruik gemaakt voor het bepalen van de religieuze achtergrond. Bij het bepalen van de plaats van de studenten in de Leidse stedelijke samenleving wordt onderzocht waar zij woonden, hoe zij woonden en ook wat de kosten van onderdak waren.

Databases

Naast de voornoemde database van het album studiosorum Leiden 1575-1812 en de selectie uit Leiden, Den Haag en Dordrecht van 281 studenten zijn er door mij nog een aantal accessbestanden gemaakt, namelijk een index op het civiele gedeelte van de Leidse academische vierschaar (AAV) en een bestand met bursalen in het Statencollege van de stad Dordrecht. Al deze bestanden zullen in de toekomst beschikbaar komen bij het Huygens Instituut-ING.

Studenten in de stad

Om het studentenleven en de plaats van studenten in de stad te kunnen beschrijven, is gebruik gemaakt van de academische rechtbankverslagen en vele egodocumenten, van studenten, professoren, maar ook buitenlandse reizigers.
Russische studenten met heimwee, boze hospita’s en professoren die satires schreven over hun studenten: ze komen allemaal voorbij in mijn dissertatie.
]]>